De functie SPRINT identificeert en volgt automatisch hoeveel sprinten u trekt tijdens uw training. De functie kan worden gebruikt bij hardlopen (tempo) of fietsen (kracht)
Voor fietsen vereist deze functie een krachtmeter.
Gedurende de eerste 10 minuten hebt u tijdens het hardlopen of fietsen een opwarmperiode waar Suunto 5 de basisinspanning van uw training identificeren. U kunt de opwarmperiode verkorten door te drukken op de knop rechtsonder.
Tijdens het opwarmen ziet u dat het activeringsniveau wordt bijgewerkt. Dit activeringsniveau is ingesteld op 25% hoger hardlooptempo of 25% hogere kracht bij fietsen.
Als u harder gaat dan het ingestelde niveau tijdens uw opwarmperiode, wordt SPRINT automatisch geactiveerd. Wanneer u begint te vertragen, zal de SPRINT die sprint automatisch eindigen.
Wanneer uw sprint is afgerond, worden enkele belangrijke waarden getoond, zoals max kracht/tempo, hartslag, duur en afstand, gedurende 20 seconden.
Bij het gebruik van de functie SPRINT tijdens hardlopen met GPS-gegevens, is er een vertraging van 5-10 seconden op sprintidentificatie.
Het gebruik van de SPRINT met Suunto 5:
Wanneer u de trainingsopname hebt gestopt, worden de sprinten opgeslagen als rondes en weergegeven in de Suunto-app.